R - r

rai 1) znw. advies, raad. Mi e go suku rai na wan afkati. Ik ga een advocaat raadplegen.
gi rai ww. adviseren, advies geven. A man disi e taki switi, ma mi e gi yu a rai fu no teki den sani san a e taki. Deze man weet goed te praten, maar ik adviseer je om zijn woorden niet aan te nemen.
2) ww. raden. Rai omeni moni mi abi ini mi portmoni. Raad hoeveel geld ik in mijn portemonnee heb. Spelling variation: lai
raiman znw. adviseur, raadgever.
raitori znw. raadsel. Mi no man puru a raitori disi. Ik kan dit raadsel niet oplossen. A ben de wan rai pe a man ben go. Het was een raadsel waar de man naartoe was gegaan. Var.: rai; laitori.
raparapa znw. matamata. Chelus fimbriatus (Chelidae).
rasper znw. lanspuntslang. Botrops atrox (Crotalidae). Ook bekend als labaria of owrukuku.
redi bnw. rood, roodbruin, bruin. gen: kloru1.
redi-banabeki znw. roodstuitbuidelspreeuw. Cacicus haemorrhous (Icteridae).
redidia znw. groot boshert. Mazama americana (Cervidae). Ook bekend als prasaradia. Zie: dia.
redi-ede tingifowru znw. roodkopgier. Cathartes aurea (Cathartidae). Het wordt ook gewoon tingifowru genoemd als het niet nodig is hem te onderscheiden van andere giersoorten. Zie: tingifowru.
redifutu sekrepatu znw. savanneschildpad. Chelonoidis carbonaria (Testudinidae). Ook bekend als sabanasekrepatu.
redikaiman znw. dwergkaaiman. Paleosuchus palpebrosus (Alligatoridae). Ook bekend als blakakaiman. Zie: kaiman.
redikopro znw. koper.
redinengre znw. creool met een licht bruine kleur. A: Suma yu e suku? B: Mi e suku Sam, a redi-skin boi san e prei a gitara. A: Wie zoekt je? B: Ik zoek Sam, de licht-kleurige jongen die gitaar speelt.
redipiren znw. rode pirana. Serrasalmus spilopleura (Serrasaimidae).
reditere znw. kielrugslang, geelbuikslang. Chironius carinatus (Colubridae).
reditigri znw. poema, amerikaanse leeuw. Puma concolor (Felidae). gen: tigri1.
refrensi 1) znw. revanche.
2) ww. wreken. Mi o refrensi a dede fu mi papa. Ik zal de dood van mijn vader wreken.
teki refrensi gezegde. wreken.
rei1 1) ww. rijden (auto, fiets, enz.), taxiën (vliegtuig), varen (boot, schip). Mi papa e rei wan nyun wagi. Mijn vader rijdt een nieuwe auto.
2) ww. rijden. Mi e rei ala mamanten nanga mi papa go na wroko. Elke morgen rijd ik met mijn vader naar het werk.
rei2 ww. voor de gek houden, iemand beet nemen. Mi brada rei mi nanga mi moni. Mijn broer heeft me beet genomen met mijn geld. syn: kori; kisi2. Zie: fufuru; ori ... na spotu.
rèis znw. loden schijf dat gebruikt wordt bij bepaalde knikkerspelen.
repman znw. volwassen mannetjes zangvogel. Zie: tigriman; yong'man.
respeki Zie trefwoord: lespeki. znw. respect.
reti Zie trefwoord: leti2. ww. gelijk hebben.
rigeri 1) ww. te keer gaan, zich woest gedragen, wild regeren. Ala leisi te birman drungu, a e rigeri. Elke keer als buurman dronken is, gaat hij te keer.
2) ww. regeren, besturen, leiden. Den srudati ben wani rigeri a kondre. De militairen wilden het land regeren. Gebruik: meestal met een negatieve betekenis. Zie: tiri2.
romboto Zie trefwoord: lomboto. ww. omringen, omsingelen, samenspannen tegen, iemand te lijf gaan.
rosen znw. rozijn.
rostu 1) ww. rusten. Mi o rostu pikinso. Ik ga een beetje rusten. syn: hari ... baka; bro ... futu; bro.
2) znw. rust. Mi abi wan bun rostu fanowdu. Ik heb een goede rust nodig.
rostupresi znw. rustplaats.
roti znw. plat hindoestaans brood (als pannekoek).
row 1) ww. rouwen. Den e row gi den dede. Ze rouwen voor de doden. Var.: low.
2) ww. rouw.
rowkrosi znw. rouwkleding. Baka aiti dei den puru den rowkrosi. Na acht dagen trokken ze geen rouwklering meer aan. Var.: lowkrosi.
rowsu znw. roos. (Rosaceae).
rutu 1) znw. wortel. Den woron nyan ala den rutu fu den siri. De wormen hebben al de wortels van de zaden opgevreten.
rutu puru ww. ontwortelen, uitroeien. Son grasi, efu yu no rutu den puru, dan den e gro baka. Sommige grassoorten komen weer op, tenzij je ze ontwortelt.
2) znw. oorsprong, afstamming, geslacht, herkomst. A rutu fu mi kmopo fu Nengrekondre. Afrika is het land van mijn herkomst.
Copyright © 2003